Loading...
Loading...

Paarden

Maak een afspraak voor uw paard

Vaccinaties bij paarden en ezels

Het vaccineren (ook wel inenten genoemd) heeft tot doel om een dier (of mens) op kunstmatige manier in contact te brengen met (een deel van) een virus of bacterie, waardoor het afweerapparaat van het lichaam weerstand zal gaan maken tegen deze ziekte. Het lichaam zelf wordt dus geactiveerd tot het maken van antistoffen, waardoor de kans op het krijgen van een natuurlijke infectie sterk verminderd wordt. Bij het paard komen, evenals bij elke andere diersoort, veel virussen en bacteriën voor die een paard ziek kunnen maken. De drie belangrijkste ziekten waartegen paarden gevaccineerd worden zijn: influenza, tetanus en rhinopneumonie. Het vaccineren van dieren gebeurt altijd met dezelfde hoeveelheid vaccin. Een Belgisch trekpaard krijgt dus evenveel vaccin als een falabella.

 

Als een drachtige merrie gevaccineerd wordt, gaat ze antistoffen produceren. Het veulen in de merrie zal hierop geen antistoffen produceren. Het veulen wordt beschermd door de antistoffen, die het na de geboorte via de biest van de merrie binnenkrijgt. Dit heet passieve immunisatie in tegenstelling tot de hierboven beschreven actieve immunisatie.

Standaard vaccineren wij de paarden binnen onze praktijk tegen influenza en tetanus, vaak in een combivaccin. Het is mogelijk om ook tegen andere aandoeningen te vaccineren, zoals rhinopneumonie, West Nile virus of droes.

Het influenzavirus behoort tot de groep van de Orthomyxo virussen. Het virus veroorzaakt een infectie van de voorste luchtwegen, met soms hoge koorts, niet eten, algemeen ziek zijn en hoesten. De koorts kan verschijnen in twee koortspieken. Als gevolg van de slijmvliesbeschadigingen door het virus, kunnen bacteriën, die ook bij gezonde paarden op de slijmvliezen voorkomen, zorgen voor een secundaire infectie.

 

Veulens, die van de merrie onvoldoende antistoffen via de biest hebben binnen gekregen, kunnen aan een influenza-infectie sterven. Volwassen paarden sterven zelden aan een influenza-infectie, maar kunnen wel ernstig ziek worden.

Er bestaan van dit virus meerdere stammen. Elke stam kan een virusinfectie veroorzaken waarbij sommige virussen onderling een sterke verwantschap hebben. Een praktisch gevolg hiervan is dat een bepaalde stam uit een vaccin uiteindelijk een zodanige weerstand opbouwt, dat het dier tegen meerdere stammen beschermd is. Dit heet kruisimmuniteit.

Tetanus wordt veroorzaakt door de bacterie Clostridium tetani. Een infectie kan ontstaan na een (diepe) steekwond of na een wondinfectie met veel weefselversterf. Diverse diersoorten hebben een verschillende gevoeligheid voor deze bacterie. Het paard is erg gevoelig, maar de kat, bijvoorbeeld, is heel weinig gevoelig. De bacterie is een bodembewoner, die altijd en overal om ons heen voorkomt. Bij een infectie komt de bacterie het lichaam binnen via een wond. In deze wond gaat de bacterie zich vermeerderen zonder dat hier iets van gemerkt wordt, afgezien van de directe gevolgen van de wond. De bacterie gaat een gifstof vormen waardoor in de spieren over het gehele lichaam kramp ontstaat.

 

De tijd tussen het moment van besmetting en eerste verschijnselen van de ziekte bedraagt meestal 7-10 dagen.

 

De ziekte begint met een stijfheid van de kauwspieren (een andere naam voor tetanus is klem of kaakklem). Deze stijfheid breidt zich uit over de spieren van hoofd, hals en benen. Hierna ontstaat het stadium van de kramptoestand, waarbij dieren eventueel kunnen gaan omvallen. Als de kramp zich uitstrekt over de tussenribspieren, die zorg dragen voor de ademhaling, sterft het paard.

 

In principe kan een paard met verschijnselen van tetanus niet oorzakelijk behandeld worden, immers de gifstoffen zitten al in de spieren en moeten uitgewerkt raken. Antibiotica geven heeft geen zin als de eerste verschijnselen van kramp zijn waargenomen. Men kan de verschijnselen behandelen zoals het paard ophangen in een mat, verdoven, kunstmatig voeren en kunstmatig water geven.

Het beste kan dus preventief gevaccineerd worden. Tetanus wordt door ons altijd gevaccineerd in combinatie met influenza.

Vaccineren tegen influenza kan vanaf 6 maanden leeftijd, en het is verstandig om dit dan ook direct te doen. Een tweede vaccinatie vindt 4 weken later plaats, de basisvaccinatie is dan compleet. Een derde vaccinatie volgt als het veulen 1 jaar is (dus 5 maanden na de basisvaccinatie). Vanaf dan volstaat een jaarlijkse vaccinatie tegen influenza.

Veulens die onvoldoende biest hebben binnengekregen of die geboren zijn uit merries die voordien niet volledig gevaccineerd waren, kunnen een extra vaccinatie krijgen op 4 maanden leeftijd. Daarnaast geven we deze veulens op de dag van geboorte een injectie met antitetanusserum. Dit werkt helaas maar kort en daarom is het beter dat de merrie goed gevaccineerd is en deze antistoffen meegeeft in de biest.

Ook tetanus kan vanaf 6 maanden leeftijd gevaccineerd worden, net als influenza, en deze dient ook een maand later herhaald te worden. Daarna volstaat een keer in de twee jaar vaccineren.

Influenza kan in een combipreparaat met tetanus gegeven worden of apart, op die manier kunnen we precies toedienen wat het paard nodig heeft.

Voor tetanus is het tegenwoordig mogelijk om een titerbepaling te doen. Er wordt dan wat bloed afgenomen om te bepalen hoeveel antistoffen het paard nog heeft tegen tetanus en of vaccineren nodig is.

Voor de wedstrijden geldt een jaarlijkse vaccinatie voor influenza na een volledige basisvaccinatie. De basisvaccinatie is in orde als er minimaal 3 weken en maximaal 3 maanden tussen de twee vaccinaties zit.

Rijd je internationaal, dan moet er twee keer per jaar voor influenza gevaccineerd worden na een basisvaccinatie.

Rhinopneumonie bij het paard wordt veroorzaakt door een Herpesvirus en kent een drietal verschijningsvormen:

  1. De ademhalingsvorm
  2. De abortusvorm
  3. De neurologisch (verlammings) vorm

Een typische eigenschap van het rhinovirus is dat het dieren kan infecteren, zonder dat deze dieren ziekteverschijnselen vertonen. Een andere eigenschap van het virus is, dat het zich in het lichaam verborgen kan houden tot een moment van verminderde weerstand, bijvoorbeeld stress, om dan alsnog de kop op te steken.

 

De ademhalingsvorm

De ademhalingsvorm toont zich net als influenza als een virusinfectie van de voorste luchtwegen, met koorts en algemeen ziek zijn en eventueel dikke benen. De koorts kan zich met twee pieken presenteren. Als complicatie kan een longontsteking ontstaan. Besmetting ontstaat vooral door direct neuscontact met andere paarden.

 

De abortusvorm

Drachtige merries, die geïnfecteerd worden met het rhinopneumonievirus, kunnen aborteren.

De neurologische vorm

Deze vorm zou vooral ontstaan als virusdeeltjes zich binden aan door het paard geproduceerde antistoffen. Aan de combinatie virusdeeltje-antistof kan zich nog een derde stof binden, waardoor een groter deeltje ontstaat, welk vast kan lopen in bloedvaten, die naar zenuwvezels lopen. Door een tekort aan bloed sterven de zenuwvezels af en ontstaat de beruchte verlamming van de spieren van de achterhand.

Vanaf 5 à 6 maanden leeftijd kan gevaccineerd worden tegen rhinopneumonie. Een tweede vaccinatie vindt dan 4 tot 6 weken later plaats. Daarna moet 2 keer per jaar gevaccineerd worden om voldoende bescherming te houden.

Om drachtige merries zo goed mogelijk te beschermen moeten ze op 5, 7 en 9 maanden dracht gevaccineerd worden.

De vaccinatie werkt goed tegen de verkoudheidsvorm en redelijk goed tegen de abortusvorm. Wel draagt het bij aan de bescherming als alle dieren op stal gevaccineerd worden, om de infectiedruk zo laag mogelijk te houden in geval dat een besmetting plaats vindt.

Het West Nijl virus is een flavivirus dat ziekte kan veroorzaken bij vogels, mensen en paarden. Het virus werd in 1999 als eerste gediagnosticeerd in Noord Amerika en is nu algemeen voorkomend in de Verenigde Staten, Mexico en Canada. In september 2008 is het virus voor het eerst aangetoond in Italië en in 2020 is het voor het eerst een infectie in Nederland aangetoond.

Het West-Nijlvirus is een virusziekte die door muggen wordt overgedragen. Nadat de ziekte zich razendsnel heeft verspreid over de Verenigde Staten, is het West-Nijlvirus nu een almaar groeiende dreiging voor paarden in heel Europa aan het worden. Het West-Nijlvirus was al endemisch in de Verenigde Staten en inmiddels wordt het ook in Italië als endemisch beschouwd.

Geïnfecteerde vogels, die van Afrika naar Europa trekken, zijn de bron van de ziekte. Wanneer muggen een vogel bijten die het West-Nijlvirus draagt, raken ze ook geïnfecteerd. Geïnfecteerde muggen geven het virus door wanneer ze vervolgens een mens, een paard of een ander dier bijten.

De ziekte is niet rechtstreeks besmettelijk, dus een geïnfecteerd paard kan geen andere dieren of mensen besmetten.

Het is een ziekte met aangifteplicht, dus moet een paard dat geïnfecteerd is met het West-Nijlvirus gemeld worden bij de bevoegde instantie in uw land.

Wanneer lopen paarden het risico geïnfecteerd te worden?

De overdracht van het West-Nijlvirus is seizoensgebonden en treedt voornamelijk op van juli tot en met oktober in overeenstemming met de kenmerkende piekactiviteit van muggen

Wat zijn de symptomen bij paarden?

Het paard wordt het zwaarst getroffen door deze ziekte en kan hersenvliesontsteking ontwikkelen: een zwelling van de hersenen en het ruggenmerg.

De klinische verschijnselen van paarden die geïnfecteerd zijn met het West-Nijlvirus kunnen lijken op die van andere paardenziektes en kunnen ook verward worden met andere neurologische ziektes.

Symptomen kunnen zich voordoen binnen 3 tot 15 dagen nadat het paard geïnfecteerd is en omvatten:

  • Koorts
  • Verlies van eetlust
  • Niet kunnen slikken
  • Slechtziendheid
  • Depressie of lethargie
  • Hoofd laten hangen of scheef houden
  • Strompelen of struikelen
  • Spierzwakte, stuiptrekkingen en typische rillingen van de spieren van het hoofd
  • Gedeeltelijke verlamming
  • Doelloos rondlopen
  • Onvermogen om op te staan
  • Convulsies
  • Coma

 

Wat kan ik doen als mijn paard West-Nijlvirus krijgt?

Hoewel er geen specifieke behandeling voor het West-Nijlvirus is, kan uw dierenarts ondersteunende therapie bieden die het leven van uw paard kan redden.

De diagnose kan worden gesteld door middel van bloedonderzoek op antilichamen.

De behandeling is symptomatisch, dus onder meer door middel van ontstekingsremmers en vloeistoftherapie (infusen) kunnen gevolgen van de ziekte aangepakt worden. De kans dat een paard volledig herstelt is klein.

Hoe kan ik het risico van infectie van mijn paard beperken?

  • Muggen onder controle houden helpt de blootstelling van uw paard aan muggenbeten te verminderen en belemmert de verspreiding van het West-Nijlvirus
  • Houd paarden in de stal gedurende zonsopgang en zonsondergang wanneer muggen het meest actief zijn
  • Doe lampen uit om ’s nachts geen muggen aan te trekken of gebruik anders fluorescerende lampen die geen muggen aantrekken
  • Ververs water uit troggen of andere drinkbakken ten minste om de 4 dagen, maar bij voorkeur dagelijks
  • Verwijder potentiële muggenbroedplaatsen, dat wil zeggen alle plaatsen waar zich water kan verzamelen, zoals lege bakken of modderpoelen
  • Gebruik een effectief insectenwerend middel

Vanaf 5 maanden leeftijd kan er tegen West-Nijlvirus gevaccineerd worden. Hierdoor is de kans op symptomen wanneer het paard in aanraking komt met het virus kleiner. De duur en ernst van de symptomen zullen ook verminderen.

Een tweede injectie moet 4 weken later gegeven worden, de basisvaccinatie is dan compleet. Daarna dient de vaccinatie jaarlijks herhaald te worden.

Droes is een besmettelijke ziekte die wordt veroorzaakt door de bacterie Streptococcus equi. Droes kan voorkomen bij paarden en pony’s van elke leeftijd en elk ras.

Het meeste risico lopen:

  • Jonge paarden
  • Paarden die worden gehouden in grote aantallen en veel in aanraking komen met andere paarden
  • Paarden die veel op concoursen en keuringen komen

Droes kan in uitzonderlijke gevallen fataal verlopen en is moeilijk te behandelen. Het kan voorkomen bij paarden die er op het eerste gezicht volkomen gezond uitzien (circa 10% van de paarden die herstellen, blijft drager) en ligt daarom altijd op de loer.

Binnen een bedrijf kan droes zich snel verspreiden door direct contact tussen paarden of door indirect contact, bijvoorbeeld door gezamenlijke drink- en voederbakken of via de mens.

Wat zijn de symptomen?

Droes wordt gekenmerkt door:

  • Verhoogde temperatuur
  • Lymfeknoopzwelling/lymfeknoopabcessen
  • Afscheiding van slijm en pus uit de neus
  • Hoesten
  • Benauwdheid

Soms zijn de verschijnselen zo duidelijk dat de dierenarts gemakkelijk de diagnose kan stellen. Dit is echter niet altijd het geval en soms moeten er neusswabs genomen worden voor verder onderzoek. Hierbij dient te worden opgemerkt dat de diagnose van een dierenarts altijd noodzakelijk is, aangezien een paard dat een aantal van de bovengenoemde symptomen vertoont ook een andere aandoening kan hebben.

Alleen in zeer vroeg stadium kan droes behandeld worden met antibiotica. Meestal wordt de diagnose echter pas gesteld nadat zich abcessen hebben gevormd en behandeling met antibiotica is dan juist tegenaangewezen. Deze abcessen moeten rijpen en kunnen eventueel door de dierenarts geopend worden.

 

De meeste paarden herstellen volledig, echter complicaties komen regelmatig voor. ‘Verslagen droes’ als complicatie komt ongeveer bij 10% van de paarden voor en wordt gekenmerkt door abcessen door het gehele lichaam. Paarden met ‘verslagen droes’ herstellen zelden volledig. Een andere ernstige complicatie is purpura hemorrhagica of morbus maculosis, dit is een soort allergische reactie op de droesbacterie waar een paard erg ziek van wordt. Ook longonsteking is een gekende complicatie.

Als het eerste geval van droes wordt geconstateerd, lopen alle andere paarden in de stal een groot risico.

 

  1. Het besmette paard moet van de andere paarden worden geïsoleerd.
  2. Er mogen geen nieuwe paarden in de stal worden toegelaten.
  3. Alle andere paarden in de stal moeten nauwkeurig in de gaten worden gehouden (temperaturen!) om nieuwe gevallen van droes zo snel mogelijk vast te stellen.
  4. Personen die regelmatig in contact komen met paarden buiten de stal moeten zoveel mogelijk wegblijven van de besmette stal.

 

In de praktijk betekent dit dat de stal min of meer gesloten wordt. Helaas kan deze situatie wel maanden duren. In ieder geval vier tot zes weken na herstel van het laatste geïnfecteerde paard. Uw dierenarts kan u helpen om de quarantaine zo goed mogelijk op te stellen om op die manier zo goed mogelijk nieuwe gevallen te voorkomen.

 

Preventieve maatregelen:

Verscheidene maatregelen kunnen worden genomen om droes zoveel mogelijk te beperken.

  1. Probeer contact met andere paarden zoveel mogelijk te vermijden.
  2. Zorg dat de stal niet overvol wordt.
  3. Maak vaste/stabiele groepen
  4. Houdt nieuwe paarden eerst een aantal weken in quarantaine.
  5. Vaccineer de paarden tegen droes
  6. Vaccineer alle paarden

De vaccinatie kan worden toegepast bij paarden vanaf de leeftijd van vier maanden. Het vaccin wordt toegediend door injectie van een kleine dosis in de binnenzijde van de bovenlip. Een tweede vaccinatie dient 4 weken later te worden toegediend. Op hoogrisicobedrijven is het aan te raden de vaccinatie elke 3 maanden te herhalen.

 

Na de vaccinatie ontstaat er een pustel aan de binnenkant van de lip. Dit is normaal. Deze pustel verdwijnt binnen enkele dagen. Bij de meeste paarden zal een zwelling van de bovenlip ontstaan. In het algemeen is deze niet pijnlijk en zal de eetlust en het gedrag niet worden beïnvloed. Sommige paarden kunnen een paar dagen het bit niet goed verdragen.

Actueel

Allergie bij paarden

Het is weer heerlijk voorjaar! Helaas voor sommige paarden betekent dat wel dat het allergieseizoen weer begonnen is. We zien nu heel veel staart- en

Lees meer...