Maak een afspraak voor rundvee
Lebmaag operatie
Lebmaagverplaatsing is een aandoening die frequent voorkomt bij hoogproductieve melkkoeien. Jaarlijks worden de meeste melkveehouders geconfronteerd met gevallen van lebmaagverplaatsing naar links of naar rechts. De koeien hebben een gedaalde eetlust en de melkproductie zakt plotseling. Er kan zowel een diarree aanwezig zijn als mest met een normale consistentie. De aandoening komt vooral voor bij hoogproductieve melkkoeien in de eerste 4 weken na het afkalven. Vooral Holstein – Friesian koeien zijn gevoelig vanwege hun grote buikvolume.
De oorzaak is multifactorieel. De diagnose wordt gesteld aan de hand van klinisch onderzoek, waarbij gelet wordt op de aanwezigheid van pinggeluiden aan de linkerzijde of rechterzijde van de koe.
Voor lebmaagverplaatsing naar links bij koeien bestaan verschillende behandelingsmethoden. Conservatieve therapieën, zoals het rollen van de koe en medicamenten om de beweging van de lebmaag te verbeteren, zijn doorgaans niet voldoende effectief. Met operatieve technieken, waarbij de lebmaag op zijn normale plaats in de buikholte wordt gefixeerd aan de buikwand, worden daarentegen wel goede resultaten behaald.
Voor lebmaagverplaatsingen naar rechts kan, wanneer men er op tijd bij is, een behandeling met medicijnen volstaan, toch kan het in een aantal gevallen nodig zijn deze koeien te opereren. In onze praktijk gebruiken we twee methodes om de maag te fixeren bij een lebmaagverplaatsing naar links. Dit is enerzijds de lebmaagoperatie volgens de Utrechtse methode. Daarnaast is er ook de percutane fixatie, waarbij de lebmaag blind wordt vastgehecht naast de middenlijn, het zogenoemde rollen en steken. De buikholte wordt hierbij niet geopend en de operatie gebeurt bij het liggende dier. Bij deze laatste methode wordt de lebmaag “blind” vastgezet. Niet elke patiënt verkeert in een toestand waarbij deze methode goed kan worden toegepast, te denken valt hierbij aan te weinig buikvulling of te weinig gas in de lebmaag. Via de operatieve methode kunnen we te allen tijde zien waar de lebmaag zich bevindt en daardoor de lebmaag beter op de plek terug plaatsen en vastzetten. Hierdoor kunnen meer koeien beter geholpen worden. Onze voorkeur gaat dan ook uit naar de operatieve methode.
Lebmaagverplaatsing of lebmaagdilatatie is een zogenaamde multifactoriële aandoening, dat wil zeggen dat er verschillende factoren tegelijk zorgen voor het ontstaan ervan.
Eerst is er een verslapping van de spieren van de lebmaagwand. Daarna volgt er een gasopstapeling in de lebmaag. Mechanische factoren spelen vervolgens een rol bij het verplaatsen van de met gas gevulde lebmaag. Voorbeelden van zulke mechanische factoren zijn: een groot buikvolume, veel neerliggen op de rechterzijde, moeilijk opstaan, tweelingdracht en een slechte pensvulling. Voedering met een energierijk rantsoen tijdens de droogstand, een te hoge krachtvoergift direct na het afkalven en een tekort aan structuur in het ruwvoer lijken lebmaagdilatatie in de hand te werken. Ook is een gedaalde eetlust als gevolg van stress, zoals bijvoorbeeld bij transport, door isolatie voor het afkalven of door een plotse verandering van het rantsoen, een factor die een rol kan spelen bij het ontstaan van de aandoening.
Stofwisselingsstoornissen zoals melkziekte en slepende melkziekte werken een lebmaagverplaatsing in de hand, ze verergeren echter ook wanneer de lebmaag eenmaal verplaatst is. Andere risicofactoren zijn aan de nageboorte blijven staan, baarmoederontsteking, tweelingdracht, doodgeboren kalf en mastitis.
De lebmaag bevindt zich in een gezonde koe iets rechts van het midden onder in de buik. Bij een lebmaagverplaatsing naar links is de lebmaag tussen buikwand en pens geschoven aan de linkerzijde van de koe. De lebmaag zal weer terug op zijn plek gebracht moeten worden.
Alhoewel een lebmaagverplaatsing naar links niet beschouwd wordt als een spoedgeval is een snelle behandeling wel aan te raden. Hoe langer men wacht met behandelen, hoe groter immers het totale verlies aan melkproductie wordt, met groter economisch verlies voor de boer tot gevolg. Een andere reden om snel te behandelen is dat er zich complicaties kunnen ontwikkelen, waardoor het uiteindelijke genezingsproces gestoord kan worden en mogelijk kan leiden tot de opruiming van het dier.
Niet eten met gedaalde energieopname leidt tot een enorme vetmobilisatie. Hierdoor ontstaat een vervetting van de lever en mogelijk zelfs het vette leversyndroom. Bij hoogproductieve melkkoeien is een periode van 2 tot 3 dagen vasten voldoende om de hoeveelheid vet in de lever te verdubbelen. Directe behandeling van de lebmaagverplaatsing is dus noodzakelijk om de eetlust zo snel mogelijk te herstellen en zo de schade aan de lever te beperken.
Als therapieën zullen hier besproken worden: operatie via de linkerflank en rollen en steken.
Bij deze techniek wordt, na een snede in de linkerflank, de lebmaag gefixeerd doordat de lebmaag ophangband wordt vastgehecht ter hoogte van de buikbodemwand.
Onder lokale verdoving wordt bij het rechtstaande dier een snede van ongeveer 20 cm lang gemaakt in de linkerflank. De verplaatste lebmaag is te zien in de wonde, of iets daarvoor. Om een gedeeltelijke repositie te verkrijgen wordt de lebmaag met de rechterhand richting buikbodem geduwd, waarbij de spanning van de lebmaag afneemt. Incidenteel moet de lebmaag vooraf aangeprikt worden als deze te sterk gespannen is.
Bovenop de lebmaag en tussen de lebmaag en de pens ligt de samengeplooide ophangband (omentum majus). Met een 2 meter lange draad wordt op de overgang lebmaag/ophangband een 7 – 10 cm hechting geplaatst. De beide uiteinden van de draad moeten even lang zijn.
De volledige goede plaatsing van de lebmaag wordt bewerkstelligd door met de rechterhand op de lebmaag te duwen, richting buikbodem. De lebmaag schuift dan onder de pens door. De uiteinden van de hechting hangen nog buiten de wonde. Op de uiteinden van de draad wordt een naald aangebracht. Beide naalden worden een voor een voorzichtig naar binnen gebracht, langs de linkerbuikwand tot op de buikbodem. Een assistent helpt de plaats te bepalen waar de naalden door de buikwand en de huid gestoken moeten worden. De voorste naald wordt het eerste gestoken. De achterste naald wordt 7 cm verder naar achter ongeveer in het midden door de buikwand gestoken. De assistent spant van buitenaf de hechting en knoopt beide uiteinden aan elkaar. De chirurg controleert of er zich geen organen onder de hechting bevinden en sluit vervolgens de wonde. De ophangband verkleeft aan het buikvlies in ongeveer 21 dagen door een lokale ontstekingsreactie. Daarna volgt een permanente vergroeiing. Na 21 dagen kunnen de huidhechtingen aan de onderkant verwijderd worden. De hechtingen van de wond kunnen er na 10 dagen uit.
Voordelen van deze methode zijn dat de operatie staand wordt uitgevoerd, dat de lebmaag goed bereikbaar is zodat de chirurg de lebmaag visueel kan inspecteren en dat repositie en fixatie meestal gemakkelijk zijn. Deze methode kan ook worden toegepast bij hoogdrachtige dieren.
Onder lokale verdoving wordt bij het rechtstaande dier een snede van ongeveer 20 cm lang gemaakt in de linkerflank.
De verplaatste lebmaag is te zien in de wonde, of iets daarvoor. Met een 2 meter lange draad, wordt op de overgang lebmaag/ophangband een 7 – 10 cm hechting geplaatst. De beide uiteinden van de draad moeten even lang zijn.
De uiteinden van de hechting hangen nog buiten de wond. Op de uiteinden van de draad wordt een naald aangebracht. De voorste naald wordt het eerste gestoken. De achterste naald wordt 7 cm verder naar achter ongeveer in het midden door de buikwand gestoken.
De assistent spant van buitenaf de hechting aan en knoopt beide uiteinden aan elkaar.
De chirurg controleert of er zich geen organen onder de hechting bevinden en sluit vervolgens de wond.
Lebmaagdilatatie is een multifactoriële aandoening, dus dienen voor een succesvolle preventie ook meerdere factoren tegelijk te worden bekeken. Ten eerste moeten de koeien voor en na het afkalven een goede pensvulling hebben. Hiervoor is een rantsoen met veel structuurrijk ruwvoer nodig. Tevens moet de eetlust in de periode na het afkalven goed blijven. Daarvoor moet op de volgende punten worden gelet:
1. Stress bij de dieren moet vermeden worden. Een goede huisvesting en een rustige omgang met de koeien zijn daarvoor van groot belang. Grote wisselingen van het voederrantsoen zijn taboe. Het afkalven dient te gebeuren zonder stress, het dier moet in de afkalfstal nog contact kunnen hebben met de rest van de kudde. Op bedrijven met veel lebmaagverplaatsingen bij de pas gekalfde vaarzen is de plotse kennismaking met het leven in de loopstal vaak stresserend. Deze dieren zouden voor het afkalven al aangepast kunnen worden in een aparte ligboxenafdeling voor het jongvee.
2. De krachtvoedergift mag na het kalven niet te snel stijgen. De hoeveelheid moet langzaam worden verhoogd. Ziekten in de periode na het afkalven moeten voorkomen worden. Het afkalven dient hygiënisch te gebeuren om infecties van het geslachtsapparaat te vermijden Een gematigde voedering op het einde van de lactatie en tijdens de droogstand voorkomt veel problemen na het afkalven. Wanneer de dieren te vet zijn bij het afkalven bestaat er een grotere kans op geboorteproblemen. Bovendien hebben te vette dieren vaak een slechte eetlust na het afkalven. Op het einde van de droogstand mag dan weer iets rijker gevoerd worden om de dieren aan te passen aan de grote energiebehoefte aan het begin van de lactatie, waarbij de dieren al hetzelfde ruwvoer krijgen als wat er na de kalving gevoerd wordt.
3. Ziekten na het afkalven moeten zo snel mogelijk worden onderkend en worden behandeld. Bij twijfel over de gezondheid van een dier kan de veehouder het best direct zelf de temperatuur bepalen.
4. Tenslotte moeten de lacterende dieren een evenwichtig basisrantsoen krijgen. Op bedrijven met veel lebmaagproblemen moet het rantsoen altijd goed gecontroleerd worden. Krachtvoer wordt het best gelijkmatig over een aantal maaltijden per dag verdeeld
Actueel
COW signals training company
Vorige week hebben wij weer een interessante bijeenkomst voor onze veehouders georganiseerd in samenwerking met 𝐂𝐎𝐖 𝐬𝐢𝐠𝐧𝐚𝐥𝐬 𝐭𝐫𝐚𝐢𝐧𝐢𝐧𝐠 𝐜𝐨𝐦𝐩𝐚𝐧𝐲.🐮🌾
Myiasis of maden
Bij schapen wordt dit veroorzaakt door de blauwgroene vlieg. Deze vlieg legt eitjes in de vacht van schapen, waarna er larven uitkomen. Deze larven eten