Maak een afspraak voor uw schaap
Caprine arthritis encefalitis
Q-koorts is een dierziekte die wordt veroorzaakt door de bacterie Coxiella burnetii. Bijna alle gangbare boerderijdieren kunnen de ziekte oplopen. Maar ook huisdieren, knaagdieren en vogels kunnen besmet raken. De Q komt van “query” (vraagteken) omdat men vroeger nog niet wist waardoor de aandoening werd veroorzaakt. Q-koorts is een zoönose. Dat betekent dat besmetting van dier naar mens kan plaatsvinden.
De ziekte bij de mens is aangifteplichtig. Sinds 12 juni 2008 geldt ook voor Q-koorts bij melkgeiten en melkschapen een meldplicht.
In 2007 en 2008 heeft Q-koorts in het zuiden van Nederland bij mensen epidemische vormen aangenomen. Tot 2007 werden er jaarlijks ongeveer 20 gevallen gemeld. In 2008 zijn 1000 mensen ziek geworden. Bij enkele grote melkgeitenbedrijven in Noord-Brabant hebben door Q-koorts veroorzaakte abortusgolven plaatsgevonden.
Bij dieren verloopt de infectie meestal symptoomloos. Het verwerpen (spontane abortus) bij drachtige dieren kan een signaal zijn.
De meeste besmettingen met Q-koorts bij de mens verlopen zonder dat je het merkt of als een lichte griep. Bij een ernstiger verloop begint de ziekte meestal acuut met heftige hoofdpijn en hoge koorts. Omdat de ziekte niet van mens op mens kan worden overgedragen, kunnen patiënten met Q-koorts of mensen die in aanraking zijn geweest met patiënten gewoon naar werk of school.
De bacterie Coxiella burnetii kan maanden tot jaren overleven in de buitenlucht en soms over grote afstanden verspreid worden. Dieren, maar ook mensen, kunnen besmet worden door het inademen van besmette, fijne stofdeeltjes.
De urine, ontlasting, moederkoek, vruchtvliezen en het vruchtwater van geïnfecteerde dieren zijn besmettelijk. Vooral tijdens een abortus of geboorte scheidt het dier op die manier grote hoeveelheden bacteriën uit, die in de mest terechtkomen.
Op dit moment worden melkgeitenbedrijven, en in mindere mate melkschapenbedrijven gezien als de belangrijkste verspreider van de bacterie naar de mens.
Er zijn nog veel onduidelijkheden over de verspreiding van Q-koorts. Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) onderzoekt daarom het voorkomen van Q-koorts bij mensen, de manier van overdracht van dieren op mensen en van de omgeving op mensen. De Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) en het Centraal Veterinair Instituut (CVI) onderzoeken hoeveel dieren besmet zijn en in hoeverre ze een bron vormen voor humane besmettingen.
Op grond van de Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren (GWWD art.19) zijn houders en dierenartsen verplicht om verschijnselen van een besmettelijke dierziekte te melden bij de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA).
Eén van de kenmerken van Q-koorts op een schapen- of geitenbedrijf is een afwijkend abortusaantal. Wat afwijkend is, is voor elk bedrijf verschillend. Abortussen kunnen namelijk ook een andere oorzaak hebben dan een besmetting met de Q-koortsbacterie. Het ene bedrijf heeft er meer last van dan het andere. Wanneer het aantal abortussen hoger is als normaal kan dit komen door Q-koorts. Omdat schapen en geiten het grootste risico vormen voor de verspreiding van de Q-koortsbacterie moeten houders dit melden. Houders van ander vee dan schapen en geiten zijn uitgezonderd van de meldplicht van verschijnselen van Q-koorts.
Als er een afwijkend aantal abortussen gemeld wordt bij de VWA, gaat de VWA onderzoek doen op het bedrijf. Onderdeel van dit onderzoek is een test op de aanwezigheid van de Q-koortsbacterie (Coxiella burnetii).
Als het bedrijf meer dan 50 melkgeiten of melkschapen heeft, is het bedrijf ook verplicht iedere twee weken een tankmelkmonster te laten onderzoeken op de aanwezigheid van de Q-koortsbacterie. Meer informatie over het verplichte tankmelkonderzoek vindt u op de pagina tankmelkonderzoek.
Bedrijven met een publieke functie (kinderboerderijen, zorgboerderijen, dierentuinen, en bedrijven die lammetjesaaidagen organiseren) zijn verplicht om hun schapen en geiten na vier maanden dracht tot twee weken na het lammeren in quarantaine te plaatsen. Dit wil zeggen dat zij hun geiten en schapen binnen moeten houden en dat de dieren moeten worden afgezonderd van bezoekers en publiek.
Als een bedrijf niet de beschikking heeft over een dergelijke ruimte, dan is het bedrijf verplicht de drachtige geiten en schapen te laten lammeren op een locatie zonder publieksfunctie. Als op deze locatie ook andere geiten en schapen staan, dan mogen deze dieren na het lammeren niet meer terugkeren naar de kinderboerderij.
Er kan ook voor gekozen worden het bedrijf te sluiten tot twee weken nadat de laatste geit of schaap heeft gelammerd.
Alle publieksbedrijven en professionele melkschapen- en geitenbedrijven zijn verplicht te vaccineren. Dit heeft plaats moeten vinden voor 1 augustus 2014, evenals de registratie in de I&R database. Indien dit niet uitgevoerd is wordt een herinneringsbrief opgestuurd. Overige houders van schapen en geiten kunnen hun dieren vrijwillig laten vaccineren. Het is de verantwoordelijkheid van de dierhouder om tijdig een afspraak te maken.
Voor meer informatie of vragen kunt u altijd contact opnemen met een van onze medewerkers.
Actueel
Myiasis of maden
Bij schapen wordt dit veroorzaakt door de blauwgroene vlieg. Deze vlieg legt eitjes in de vacht van schapen, waarna er larven uitkomen. Deze larven eten